top of page

Een ode aan mijn overbuurvrouw.

In de beslagen vroegte van de nazomer trekt ze haar luiken open om ze zo stil als dat gaat weer achter haar te sluiten


Het maakt een boel lawaai en ik denk meewarig aan haar naasten


Ze zwaait nooit naar haar medestanders aan de overkant; mijn lief en ik die zich tegoed doen aan de ochtendkoffie en de sigaretten


Plantsoenwaarts gaat ze


Ze doet me denken aan een ridder die ten strijde trekt maar niet met lans en paard, nee, met zo'n trekkarretje voor de broodnodige boodschapjes


Wellicht dat ze een prikker heeft voor papiertjes en troepjes die haar medemens onverschillig achterlaat


En als ik mn fiets pak doemt ze op en slaat me argwanend gade "hek op slot!" beveelt ze met een stem die harder is dan ik verwacht "ze stelen als de raven"


Ik draai mijn sleutel om en wens haar de prettigste dag die ik kan plukken en stap dan op


Aan het einde van de straat draait ik me om om nog even naar haar te zwaaien maar ze al weer verdwenen de ochtend in, in huis of park als een ridder zonder paard als een jonkvrouw op leeftijd waarbij haar vergane schoonheid enkel nog tot de verbeelding spreekt

bottom of page