De kraanvogel
eindelijk maar toch
vlij mij in de lakens
& hij is origami; zijn lijf
gevouwen rond mijn buik
waarin genezing ligt te weken
ik tast in het duister, vind het riet
licht ontwaakt & mengt zich met zijn lichaam;
hardhandig platgeknuffeld door radiator & matras
en pluizig dons in alle hoeken van de kamer
maar gaten om te vullen
zie ik niet
minnaars rusten naast mij
Arnon, Franz & W.F.H.
ik begrijp de zinnen zelfs nog
met gesloten ogen
in reflecties & in spiegels
in de liefdes-virtuoos
och, de kraanvogel, zo moedeloos
“ dat is geen slapen meer ” kirde ze
ietwat suf door medicijngebruik
en ik vlij mij in de lakens;
ets de doornspraak in zijn ribbenkast
kerf begeerte in zijn buik
godverdomme lieverd
laat me slapen &
heb mij liever
vandaag is gisteren &
gisteren is morgen al geweest
een mussemans en twaalf buisjes bloed
een kopje thee, een schildersdoek
ik wil leren vliegen
maar de kraanvogel is zoek