top of page

Triggers.

Ze zijn overal, maar komen vooral voort uit de mond des medemens. En ook al bedoelen ze het, meestal dan, niet eens stigmatiserend, zodra ik uithuizig ben word ik bijna dagelijks herinnerd aan mijn ziek zijn.

De meest gehoorde is de vraag of ik zwanger ben. Zeker na lang weerzien valt mijn extra 25 kilo door medicijngebruik wel op. Het vocht dat ik vasthoud neemt met de afbouw van de medicijnen gelukkig wat af, maar ik heb niet de illusie dat ik binnenkort weer in maatje 34 pas. Mijn dunne vriendinnetjes heb ik daardoor wel weer blij gemaakt met mooie jurken. Elluk nadeel heb zn voordeel.

Mijn vriend zei laatst dat hij vindt dat ik zo goed omga met die opmerkingen, maar in werkelijkheid valt het me zwaar. Dat wij, door mijn ziekte, geen kinderen zullen krijgen hebben we al lang besproken. Niet alleen omdat ik het zelf niet aan zal kunnen, maar de kans dat mijn kind ook schizofrenie zal hebben is zo'n 40 procent.

De vele facebookgroepen waar ik deel van uitmaak m.b.t. saamhorigheid omtrent stigmatisering en ggz zijn een ander verhaal. Triggers zitten dus zowel in onbegrip als wel in begrip en herkenning. Met de slechte nachten van de laatste tijd is het zien van mooie foto's van mooie vrouwen met even gehavende armen als ik een emotionele aangelegenheid. Het roept van alles in me op; niet eens zozeer de drang om mij te snijden -dit heb ik immers, sporadische uitzonderingen daargelaten, al jaren geleden afgezworen-, maar wat is het dan? Ergens heb ik er bewondering voor. De jonge vrouw die vertelt dat ze met meer littekens vast een beter leven zou hebben.

Wat is het toch waarom 'wij' doen wat we doen? Vroeger noemde ik het pijnnood. Een goed gekozen woord wat de lading dekt. De noodzakelijkheid. Maar wat is het dat het maakt dat ik de noodzaak kon draaien? En waarom kan ik dan bijvoorbeeld zo moeilijk stoppen met roken?

Ik heb tegelijkertijd de neiging om het van de daken te schreeuwen. Voorstellingen te maken over dat wat me nu al de helft van mijn leven in zn greep houdt. En aan de andere kant wil ik alleen maar in huis zijn, me terugtrekken van het gros van de mensheid, alleen zijn zonder die verrekte eenzaamheid.

De waarheid is dat ik moe ben. Er zijn dagen zoals gisteren; dagen waarop ik slechts en alleen slapen wil. De drang om mijn leven met anderen te willen delen steekt me, want ergens vind ik vrijwel nooit het contact dat ik zoek.

En dat is waarschijnlijk wat het was en is... rituelen die je nimmer in de steek laten. Een mes in mijn huid, een peuk op een moeilijk moment.

Er zijn mensen die ik vrienden noem. Het zijn lieverds, dronkaards, gekkies, muzikanten. Waar ligt de grens tussen excentriek zijn en gek zijn? En welke term ik mezelf toeken. Ik weet het niet (meer).

Morgen wordt het winter.....


bottom of page