top of page

De vogel is ziek.

Mijn ex-vriendje F. noemt mij soms nog steeds de prachtigaal. Een overblijfsel uit onze liefdesrelatie. We hadden destijds het idee om daar een sprookjesboek over te schrijven. Ik ben goed met woorden, en hij kan kei goed tekenen. Voordat we ons plan in uitvoering hadden kunnen brengen, beëindigde ik de relatie. Hij is mijn beste vriend.

De prachtigaal zingt.

Ik corrigeerde laatst iemand, die zei dat ik schizofreen ben. Ik heb schizofrenie. Als je astma hebt, ben je ook geen astma. Wat ik wel ben is de zangeres, de schrijfster en de verwarde vrouw. Wat ik wel ben is soms heel wankel. Zo wankel zelfs dat ik niet meer weet wat ik ben. In die momenten grijp ik terug naar wat F. mij tot op de dag van vandaag nog steeds verzekerd; de vogel moet zingen.

De laatste weken probeer ik mijzelf met man en macht te overtuigen van de prachtigaal in mij. Maar ik kan niet naar de kroegen waar de jamsessies plaatsvinden. Te druk. Te hectisch. Probeer het soms; faal miserabel.

De vogel is ziek. De openingszin van een boek van mijn favoriete schrijver - bonuspunten als je auteur en titel kan noemen! De vogel in dat boek was kanker. Deze vogel is schizofreen. En de schizofreen is soms bang dat haar panisch klapwiekende vleugels de lucht niet meer doen wijken. Ik wil nog vliegen, maar het gaat niet.

De lijn tussen waarheid en realiteit is dun. En wat waar is hoeft nog niet reëel te zijn.

Realiteit is dat ziektes je kunnen overnemen. Waar je het hebt kan je het ook worden; wanneer een fysieke of mentale ziekte zoveel ruimte in geest en leven inneemt, wordt het jou. En jij wordt haar. Waarheid is dat je met alles wat je in je hebt probeert te strijden tegen die transformatie, maar dat het zinloos is. Langzaam worden jij en verwarring een en dezelfde. Elkaar tot elkander.

Een mens kent goede en slechte dagen. Daarin ben ik niet anders dan mijn soortgenoten. Wat mij echter definieert is het contrast tussen goed en slecht; tussen kwaadaardig en lichtgevend. Mijn goede dagen worden gekenmerkt door het onvermogen me voor te kunnen stellen dat er ook slechte dagen zijn. En zo is het ook andersom. Een dag zoals deze is volledig zwartgekleurd; ik kan mezelf niet heugen in het daglicht, en kan me dan ook niet voorstellen dat de zon ooit weer zal schijnen.

Het is wikken en wegen. Draagkracht versus draaglast. Ik ben van nature een perfectionist, terwijl ik ook drommels goed weet dat perfectie niet bestaat. Imperfectie maakt juist de schoonheid. En toch pas ik die wetenschap maar zelden toe op mijn eigen leven. Of mijn eigen lijf. Ik streef naar datgene dat, als het zou bestaan, onherroepelijk zou leiden tot saaiheid en sleur. Want wat valt er te winnen als perfectie is bereikt? Juist. Niets. Het einddoel is bereikt. Wordt een mens daar gelukkig van? Het gebrek aan kunnen streven naar iets wat toch niet haalbaar is? De drang naar perfectie is juist zo (on)gezond, omdat het een onrealistisch streven is. De utopie is de dooddoener.

Soms wens ik dat de zieke vogel zou sterven aan haar wonden. Ik heb het vaak oneerlijk gevonden dat de fysieke chronische ziekte vaker leidt tot sterven dan de mentale. Meer nog is het oneerlijk dat er bij de mentale vaak actief moet worden bijgedragen aan datzelfde sterven, daar het bij de fysieke soms natuurlijk komt.

De zieke vogel moet zingen. In de waan dat de melodieën haar zullen helen. Het liefdesdier op zoek naar de herkomst van die wonderschone klanken. Stokstaartjes en bruine beren. En de prachtigaal?

De prachtigaal zingt alsof haar leven ervan afhangt.

En dat doet het ook.

bottom of page