Groene vingers.
De plant in de wachtruimte is flink gegroeid. De laatste keer dat ik hier zat zag het ding eruit alsof hij elk moment zou kunnen sterven. De meeste bladeren waren bruin en het weinige groen vocht zich een weg terug naar het leven, maar zou die strijd onherroepelijk verliezen naar mijn inschatting. Ik was die keer, zoals meestal, te vroeg, en dacht nog een tiental minuten na over die stervende plant, en hoe hij weldra door de secretaresse, of misschien de schoonmaakster, in de container zou worden gemieterd. Opgegeven. Uitgebloeid. Misschien was de plant die ik nu aanschouwde niet dezelfde plant. Want ook planten zijn vervangbaar. Maar hij stond in dezelfde pot, en ik meende delen te herkennen van het hoopje ellende dat ik de vorige keer had bestudeerd. Het leek dezelfde. De plant was hersteld. Hij had zich teruggevochten van de bijna-dood-ervaring naar een groene en gezonde klimplant. Een van de bladerrijke slierten is over het schilderij gedrappeerd wat aan de wand hangt.
Er staan nog wat lege kopjes op tafel. Naast me zit een vrouw die zenuwachtig lijkt. Haar huid is dof. Ze doet me denken aan de plant, zoals ik die hier maanden geleden had aangetroffen. Alsof haar bladeren steeds bruiner worden. De vrouw is aan het verdorren. Ze lijkt op mij. Een mij van vroeger.
Ik heb laatst mijn kokospalm vermoord. De punten van de inmiddels redelijk imposante balderen werden droog en dor. Na even googlen knipte ik soms de bruine hoekjes af, met een schone schaar en voorzichtig niet in de groene delen te knippen. De plant bleef verder verdorren. Ik deed wat ik altijd doe als ik bang ben dat een plant sterft. Ik gaf hem water, terwijl ik "drink maar plantje" fluisterde. En ik gaf hem nog meer water. Teveel water, waardoor het probleem verergerde. Uiteindelijk heb ik hem dit weekend in de container gegooid. Zonde. Ik had mijn plant vermoord in een poging hem te redden.
Blijkbaar is Lentis beter in het verzorgen van planten dan ik dat ben. Vandaag had ik niet zoveel tijd als de vorige keer om de plant, met zijn herwonnen levenslust, te bestuderen en erover na te denken, want ik al na 3 minuten word ik binnengeroepen door mijn psycholoog. Ze stelt mij de eerste vraag, die ze altijd stelt bij binnenkomst, maar die ik dus al een flinke tijd niet gehoord had. "Iets te drinken?". Ik zeg dat ik graag een kopje thee wil, meer vanwege de kou dan vanwege de dorst.
Eenmaal met twee dampende koppen thee op tafel zitten we tegenover elkaar. "Je ziet er goed uit" zegt ze. Ik vertel haar dat het ook goed gaat, en twijfel of ik de plant in de wachtkamer erbij moet halen om mijn groei te illustreren. Ik kies ervoor het niet te doen. Ik dien mijn verzoek in om nog een klein beetje medicatie af te bouwen: 2.5 mg van de 17.5 mg die ik nog slik. Ik leg uit dat ik één pil van 15 mg en eentje van 2,5 slik, dus dat dat gevoelsmatig een grotere stap lijkt dan het is. Dat is één hele pil minder per dag! Dat zou me brengen op 15 mg dagelijks en dat is exact de helft van waar ik, qua dit middel, zo lang op functioneerde. Daarnaast heb ik al alle overige antipsychotica en die ellendige antidepressiva afgebouwd. Daar heb ik ongeveer 8 jaar over gedaan, dat afbouwen, wat ook weer exact een halvering is, want de 8 jaar daarvoor ben ik vooral meer en meer volgepropt met dopamine- en serotonine-blokkers.
Mijn loopbaan binnen de psyhiatrie is lang en grillig geweest. Het heeft me meer dan 10 jaar van mijn leven gekost. Jaren waarin ik niets kon, door de medicijnen ook eigenlijk niets wilde. Jaren waarin ik mezelf van hot naar her sleepte, of gesleept werd, op zoek naar rust. Op zoek naar verbetering. Opnames, beschermde woonvormen. En toch bleef ik een plant die langzaam verder verdorde. Alle pogingen van dokters, van verpleegkundigen, van woonbegeleiders, van mijn ouders en mijzelf, waren die overvloed aan water. Ik verdronk letterlijk in alle pogingen om mij te redden. Met alle goede bedoelingen verzoop ik. Langzaam stierven mijn bladeren af, en ik heb meerdere malen op het punt gestaan om mijn "mij" dan maar in die container te flikkeren. Niet meer te redden. Op sterven na dood.
Het geheim van groene vingers. Het geheim van groene vingers is uitzoeken waardóór de verdorring veroorzaakt wordt, en dat is vaak een hels karwei. Niet in de minste plaats omdat planten niet praten. Planten kunnen je niet vertellen dat ze juist mínder water nodig hebben. Of dat ze het koud hebben omdat ze op de tocht staan.
Ik kon in die 8 jaren niet vertellen dat ik misschien juist mínder pillen en interventie nodig had. Niet omdat ik niet kon praten, maar omdat ik zelf niet wist wat ik nodig had. En misschien is het ook slechts een aanname dat ik minder zorg nodig had in die tijd. Waarschijnlijk was het dan niet goed afgelopen met me. Interventie is soms noodzaak. Misschien had ik juist meer nodig? Of iets anders? En misschien was het in die tijd ook wel een fundamenteler probleem. Wanneer de rot in de wortels zit, moet je wel erg je best doen om het groen weer te doen opleven. Zou je de kliniek kunnen vergelijken met een kas? Een kas waar tijdelijk, zolang als nodig, revalidatiewerk wordt verricht. Waar we met modder, lucht en licht en een beetje Pokon de boel proberen te redden, totdat je weer verpot kunt worden en op de vensterbank thuis kan gaan zitten?
16 jaar uit mijn leven.16 jaar heb ik aan deze kant van deze en soortgelijke tafels gezeten. 16 jaar ben ik psychiatrisch patiënt geweest. En nu, terwijl ik haar de hand schud, voor de laatste keer, voel ik me officieel een wereldburger. Ik durf mijn dagelijks leven toe te lachen, met alle ups en downs en mijn blijvende kwetsbaarheden. Maar ik kijk er naar uit. Ik kijk uit naar de toekomst die me nieuwsgierig maakt. Nieuwsgierig naar hoe het me vergaan zal. Met mijn nieuwe band, met mijn lieve, allerliefste vriend, misschien in de toekomst met een toffe baan. Ik kijk ernaar uit om te ontdekken wat het leven me nog te bieden heeft.
Ze blijft nog even in de deuropening staan. Onderweg naar de deur naar het trappenhuis draai ik me even om en zwaai naar haar. Ze sluit de deur terwijl ik de wachtkamer weer inloop. Het is er leeg. Op de plant en het schilderij na. Ik loop even naar de hoek van de ruimte en steek mijn vinger in de aarde van de pot van de plant.
Niet te nat. Heel goed.
Comments