top of page

Oorlog in vredestijd.

Pijn in onontkoombaar, lijden is optioneel. Dat las ik ergens, een tijdje geleden. In mijn vertaling gaat het erom dat je - inderdaad - pijn niet kan vermijden, maar dat hoe je ermee omgaat leidend is voor wat voor uitwerking het op je heeft.


Ik ben goed in het verzamelen van pijn. Ik ben ook goed in het lijden dat er, in mijn geval, meestal mee gepaard gaat. Zwelgen. Verbitteren. Ik isoleer dat lijden, ga er in op, en stel mezelf een tijdsduur: nog een uurtje huilen en mijmeren, en dan; hup, douchen, mooi jurkje aan en met je beste glimlach de stad in. Zo doe ik dat al een jaar of 10.


De stad is dicht. Corona.


Het virus dat de hele wereld in z'n greep houdt. Het maakt her en der slachtoffers. Zowel de dodelijke, zij die aan het virus overlijden, maar ook de stille; de ouderen, de psychiatrisch patiënten, de gehandicapten. Zij die afhankelijk zijn van de zorg die ze ontvangen, en voor wie een kopje koffie of een partijtje bingo van levensbelang is. En dan heb je nog de financiële slachtoffers; de kleine ondernemers die de zaken moeten sluiten. Die de komende weken (maanden? jaren?) geen inkomen hebben en afhankelijk zijn van wat de staat voor ze kan doen.


Het gekke is, dat het juist die laatste groep is, binnen mijn vriendenkring, die mij de afgelopen week belde. Meneer P., die mijn kleine stamkroeg runt, belde mij al op dinsdag, slechts 2 dagen na het sluiten van zijn onderneming, met de vraag of ik het wel een beetje trok. Ook van zijn lieve zakenpartner mocht ik enkele dagen later een bericht ontvangen. En dan was er nog mijn tattoo-mevrouw E., die ook haar zaak op slot heeft moeten gooien, en die momenteel op zwart zaad leeft. "Gaat het wel meis? I had a feeling".


Het is oorlog in vredestijd. En dat zeg ik niet alleen vanwege de extreme maatregelen die er in ons land nu een kleine week van kracht zijn. Het is oorlog in de economie, in de supermarkten, in de apotheek, voornamelijk en bovenal in de zorg, en ook; in de hoofden van mensen, in ieder geval in het mijne.


Ik ben al een aantal dagen bij mijn ouders in Assen. In de begeleide woonvorm waar ik woon is het contact tussen client en personeel beperkt tot een minimum. Er mag nog wel gewandeld worden, maar huisbezoeken zijn niet meer mogelijk en het liefst gaat het contact zoveel mogelijk via de telefoon. Ik ben de afgelopen week nog een paar keer naar huis gegaan, en ik vind mezelf dan, om een uur of 8 's avonds, zittend op de bank, voor me uit starend, totaal gedesoriënteerd door wat er op dit moment in de wereld gebeurt. Ik snap het niet. Het voelt als een grote bubbel van onwerkelijkheid. Een bubbel die ik ken uit het verleden, alleen is het grote verschil dat de chaos zich toen alleen maar in mijn hoofd bevond. Nu niet. Nu is het de wereld die veranderd is. En die zal blijven veranderen de komende tijd. Ik kan het maar moeilijk bolwerken.


Een aantal weken geleden, nee, een week geleden (de tijd is relatief in periodes als deze), maakte ik me nog druk over dingen die nu egocentrisch en onbelangrijk lijken. Nu het oorlog is, maak ik me niet druk meer om de wonden op mijn armen die langzaam genezen. Ik maak mij druk om onze soldaten, die vechten in de ziekenhuizen. Ik maak mij druk om mijn ouders, die ouder zijn, en ik stel me, heel soms, voor hoe het zou zijn als ik ze zou verliezen. Ik maak mij druk om mijn broer en zijn gezin; om mijn eerstehulp-arts-schoonzus, en mijn nichtje, dat niets liever wil dan buiten spelen of opa en oma zien.


Ik maak mij druk om alle slachtoffers die dit zullen overleven, maar die moegestreden en vol littekens de strijd zullen verlaten. Zij met de financiële wonden, zij die de komende weken zullen verzwelgen in eenzaamheid, zij die getraumatiseerd het slagveld achter zich laten omdat ze hebben moeten kiezen wie blijft leven en wie sterven zal.


Wat hebben we het toch makkelijk gehad met z'n allen. Een land als Nederland, waar zorg, financiële steun, en relatieve veiligheid beschikbaar is voor iedereen die er zich een heel klein beetje voor in wil zetten. Ik tel mijn zegeningen, nog een keer. Ik ben, met de ziekte die ik heb, geboren in de juiste tijd, in het juiste land. Ik ben niet gestenigd, uit het dorp verbannen of op de brandstapel gesmeten. Ik ben gehoord, geholpen, en bemind. Mijn leven leiden is mazzel hebben. En heel eerlijk kan ik zeggen dat ik dat de afgelopen 12 jaar niet 1 keer zo bedacht heb. Ik vervloekte mijn eigen hoofd, waarin de oorlog immer voortduurt, maar datzelfde hoofd bevond zich op een plek waarin hulp en zorg haast vanzelfsprekend is. Een plek waar het vredig is.


En nu...?


De oorlog woedt. De soldaten vechten met man en macht. De bommen vallen op de steden. De doden worden geborgen. De mensheid strijdt.


En dat alles in vredestijd.


bottom of page